maandag 3 februari 2014

Ameezing Mees wordt Niks's nieuws

Dit is het laatste bericht op dit blog.
Ameezing Mees verbaast nu zijn vriendjes in het grote dierenbos.
Van zijn blogverhaaltjes wil ik een boekje uitgeven, een document ter nagedachtenis aan mijn beste geleidehond waarvan ik maar zo kort mocht genieten.

Na drie maanden zonder hond ga ik nu verder met Nik.
Lees zijn belevenissen op Nik'snieuws.wordpress.com.

woensdag 29 januari 2014

Noeste arbeid.

Nik's nieuws is in de maak. Gelukkig dat Mees het goed vindt dat we nog even onder zijn naam schrijven.

We werken hard, ’s morgens een langere route, ’s middags wat dichter bij huis. We lopen nu ook zonder gentle leader, die is immers bedoeld als tijdelijk hulpmiddel. Zoals het nu ook niet meer nodig is dat Frank routes met lego bouwt om ze voor mij inzichtelijk te maken.
 
Woensdagmiddag, als Frank en Brenda, die ook twee dagen mee loopt, weg zijn, zwaait hhij met zijn staart een glas van tafel. Op onze plavuizen vloer springt het in duizend stukken. De honden moeten op hun plaats zodat wij het kunnen opruimen, maar lopen door het glas. Als ze maar geen glas in de poten krijgen, dat kunnen we er niet bij hebben. Wij stofzuigen, maar ik vertrouw het niet. Ik vraag de buurman om te komen controleren of alles weg is. Tenslotte zien we het geen van beiden. Ik verzuim om Nik eerst op zijn plaats te leggen. Als buurman binnen komt wordt hij besprongen, speels in zijn handen gehapt en dat wil ik beslist niet hebben. Dat moet anders. Als een vriendin later langs komt om zijn poten te helpen controleren, laat ik hem op zijn plaats blijven, maar wanneer ik hem vrij geef, ontploft hij. Het hele gedoe heeft hem kennelijk wat stress bezorgd.

Ik was met Frank al bezig geweest om te oefenen dat hij op zijn plaats moet blijven wanneer er iemand binnen komt. Niet iedereen vindt het prettig als er meteen een grote hond op hem afkomt. Hij moet leren wachten tot ik zeg dat hij mag komen. Dat wordt nu nog belangrijker. Te meer daar hij er iedere keer weer af gaat. Op Franks advies gaan we oefenen; We doen appèloefeningen, blijven, hierkomen, plaats erbij en belonen. Daarna af op de plaats, want dat was ook een strijdpunt. Als ik hem op zijn plaat stuurde en af zei, bleef hij gewoon zitten. Ik dacht eerst: ik ga de strijd niet aan en als ik hem dan negeerde en wegliep, ging hij toch wel af. Maar ik moet ook mijn gezag laten gelden. Hij krijgt dus een halsband met lijn om als hij op zijn plaat smoet blijven als er iemand binnen komt. Komt hij er dan af, dan kan ik hem corrigeren en terug sturen. Daarnaast krijgt hij dan iets om op te kauwen tegen de frustratie.

Gelukkig merk ik dat het oefenen al snel resultaat geeft, hij blijft beter op zijn plaats als Frank en Brenda binnen komen. We zorgen ook dat er weer een nieuw gezicht langs komt, om hem nog wat meer uit te dagen en de trainers kunnen mee kijken. Nik doet het heel goed.

Op den duur zal dit allemaal makkelijker en ontspannener gaan. Nu moet hij weten dat hij zich aan bepaalde regels moet houden, dat geeft hem ook houvast.

 

zondag 26 januari 2014

Nik, het begin.

Het is maandagmorgen, 20 januari 2014, de dag dat Nik bij ons thuis wordt afgeleverd. Trainer Frank komt met hem binnen, hij stuitert en hijgt, is bijzonder opgewonden. Terwijl wij wat drinken, mag hij de kamer verkennen. Loes ontwijkt hem, zo’n druktemaker, daar houdt ze niet van.

Ik heb met gemengde gevoelens naar deze dag uitgekeken. Wie kan er nou Mees vervangen? Niemand, maar dat mag ik ook niet van Nik verwachten, hij is Mees niet. Ik zal weer opnieuwmoeten beginnen. Dat zal ik doen op een nieuw blog, met een andere naam, maar zolang dat er nog niet is, nog even Ameezing Mees.

We bespreken wat we die dag zullen gaan doen. Ik had daar al over nagedacht en stel voor dat we meteen de eerste dag al in tuig gaan werken. Gewoonlijk doet Desudo dat niet, maar Frank is het met me eens. Nik heeft al ervaring en een behoorlijk incasseringsvermogen.
 
We gaan eerst naar het park om appèl te doen: Nik moet af, wij lopen een eindje weg en ik laat hem bij me komen. Hij doet het goed, maar ik merk al gauw dat, wanneer ik hem laat melden, mijn hand aanraken, dat beloon en dan niet direct een ander commando geef, hij er tussenuit piept om iets voor zichzelf te gaan doen en dat is snuffelen. Is hij daar eenmaal mee bezig, dan krijg ik zijn aandacht niet zo makkelijk weer terug. Ik moet hem dus meteen een ander commando geven, naast, zit of wat dan ook, maar in ieder geval zijn aandacht vasthouden.

Dit zie ik ook terug in het werk. Nik is een heel goede werker, maar als hij iets in zijn hoofd heeft, heeft hij het niet ergens anders. Andere honden trekken makkelijk zijn aandacht. Heeft hij zijn focus daarop gericht, dan moet ik mmijn best doen om zijn aandacht weer terug te krijgen. In het ergste geval wil hij erheen en zet dan ook zijn kracht in. Daarvan heeft hij, met zijn 32 kilo en zijn sterke karakter genoeg in huis. Omdat hij bij de mevrouw waar hij eerder heeft gewerkt hiermee te veel succes heeft gehad, heeft Frank mij voorgesteld hem preventief met een gentle leader te laten lopen, een halstertje om zijn kop, waarmee ik geen kracht hoef in te zetten om hem onder controle te houden. Ik kan rustig zijn kop en daarmee ook zijn aandacht naar mij toe richten. Ik vind het prettig werken. Het lijkt alsof het Nik ook rust  geeft. Als we gaan werken, steekt hij zelf zijn neus erin, hij is er helemaal aangewend.

’s Middags laat hij zien dat hij heel goed vooruit kan kijken. We lopen op de stoep en het is containerdag. Er staat een hele rij. Achter de eerste zes container skan hij langs en op de stoep blijven. Daarna versperren ze de stoep en zou hij eraf moeten, maar dat kan daar niet. Hij besluit dus al ver voor dat punt van de stoep af te gaan.

We zijn tevreden over de eerste dag. Hij heeft uitstekend werk laten zien. Zijn tempo is nog wat hoog en af en toe trekt hij wat hard, maar ook daarvoor is de gentle leader goed in te zetten. Aan het eind van de middag doe ik nog wat appèl met hem, dat vindt hij duidelijk leuk om te doen. Hij gaat op zijn plaats als ik dat zeg, maar gaat niet af. Ik besluit de strijd niet aan te gaan en loop weg. Daarna gaat hij uit zichzelf liggen. Toch is dat niet voldoende, zoals later zal blijken.

 

maandag 25 november 2013

Loesje

Aan het eind van mijn vorige verhaal vroeg ik om tips voor de naam van het blog. Ik heb een aantal leuke gekregen, waarvoor hartelijk dank.
Ik zal de naam nog niet meteen veranderen, daar komt een moment voor, ik weet alleen nog niet wanneer.

Intussen gaat het leven door. Toen Mees pas overleden was, had ik van die momenten dat ik dacht dat hij er nog was. Dan kwam ik naar beneden als ik een tijdje achter de pc had gezeten en wist ik zeker dat ik hem naar me toe hoorde lopen om me te komen begroeten. Dan was er zo’n flits dat ik heel even geloofde dat het een nachtmerrie was geweest, dat hij er nog gewoon was. Maar het is stil als Loesje en Tom niet thuis zijn, heel stil. Ik merk ook dat ik me wat minder veilig voel, zonder hond in huis.. Ik ben zo gewend aan een hond in mijn buurt, dat ik me gewoon niet compleet voel, er ontbreekt wat. Ik moet me steeds inhouden als Tom en ik uit de trein of bus stappen om niet ‘uitstappen’ te zeggen. Nik zal dat gat opvullen. Ik ben blij dat hij komt, maar ook bang. Ik realiseer me dat hij een deel zal zijn van het rouwproces. Er zullen veel dingen van Mees terugkomen en vergelijken is onvermijdelijk. Ik ben wel bang voor die emoties. Het gegeven dat ik afhankelijk van hem ben, maakt me extra kwetsbaar. Maar ik ga het natuurlijk met goede moed aan, ik vind dat ik geen keus heb. Intussen heeft hij al wel een grappige belevenis gemist.

18 november gingen wij naar een tentoonstelling over Leonardo da Vinci (1452-1519) in Rotterdam. Die was speciaal voor onze doelgroep opengesteld, zodat we overal aanmochten komen. Fantastisch, wat een genie was die man. Hij bedacht in die tijd al iets dat wij later uitbouwden tot de helikopter en ontwierp bijvoorbeeld een duikerpak (in de oorlog gebruikt natuurlijk). Men ademde door slangen die door kurken drijvers boven water gehouden werden.

Er was vervoer voor ons geregeld van Rotterdam Centraal naar de Koolsingel, met de fietstaxi. Wat grappig om daar eens in te zitten. De ‘taxichauffeur’ de fietser in dit geval, zit voorop en trapt zich een ongeluk, nou ja, er is wel elektrische trapondersteuning, hij moet tenslotte ook de Erasmusbrug op. Daarachter is een bakje met een bank voor twee personen en een dak boven je hoofd. De zijkanten zijn gedeeltelijk open. Loes stapte er moeiteloos in en zat, tussen Tom’s benen, lekker om zich heen te kijken. Ik vroeg me wel af of we Nik er ook nog bij gekregen zouden hebben.
Op de terugweg loodste ze ons met zijn tweeën over Rotterdam centraal in de spits, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

Reizen met twee blinden en een hond is wel goed afstemmen, dat leren we door schade en schande. Als Tom met Loes de trap naar beneden of naar boven loopt, moet hij aan het eind van de trap wel wachten, anders mis ik de laatste treden. Ook als hij de trein in stapt moet hij meteen stilstaan, anders sleept hij mij de trein in en heb ik niet genoeg tijd om met mijn stok te voelen waar de treeplank is. Ik maak een riem aan zijn rugtas vast, maar die is natuurlijk flexibel. Daarom probeerden we het met een blindenstok, maar die is inklapbaar, de delen zitten met elastiek aan elkaar. Als ik dus niet snel genoeg mee kom, gaan de delen uit elkaar en rekt het elastiek uit, dat schiet ook niet op. Er moet gewoon weer een hond komen, dit vraagt best veel van ons allebei.

Vandaag moest Tom in Driebergen zijn, vlakbij het station. Hij kon dus alleen teruglopen. Onverwacht wilde Loes oversteken. Tom ging met haar mee en aan de overkant liep ze een trapje op en Tom ontdekte dat hij op het perron stond. Wat een inzicht. Het is echt de moeite waard met je hond mee te gaan, ookal doet hij of zij iets dat je niet verwacht.

Loesje vindt het volgens mij niet zo erg om ‘enig kind’ te zijn. Al die aandacht. Soms ligt ze tussen ons in op de bank en ik hoor net dat ze zelfs in de trein bij Tom op schoot probeert te gaan liggen als ze ziet dat de bank waar hij zit leeg is. Dat wordt nog wat, als Nik erbij komt.

maandag 18 november 2013

de opvolger

Dit wordt een wat langer verhaal, maar ik wil het toch in zijn geheel vertellen.

Donderdag 7 november zat ik, zoals ook op andere werkdagen nu, om zeven uur
’s morgens achter mijn bureau. Omdat Tom Loesje toch echt nodig heeft, word ik door collega’s gehaald en gebracht. Frank begint altijd vroeg, die is voor zevenen al in de kennels. Speciaal voor mij gaat hij een kwartiertje later…
Toen collega Susan binnen kwam, vroeg Frank haar mee naar de kennels om iets over een hond te bespreken. Ik dacht: oh nee, dat gaat toch niet over een hond voor mij…

We waren allebei aan het werk, tot dat Susan quasi nonchalant zei: “oh ja, ik wil even wat met je bespreken”. Ik voelde een vreemde paniek opkomen: ik wil niet praten over een hond, ik ben er nog niet aan toe. Ik dacht dat, als ik een matching maar zover mogelijk voor me uit zou schuiven, ik het wel weer zou kunnen, zonder voortdurend aan de matching met Mees te denken. Anders zou ik toch niet open kunnen staan voor een andere hond.

Maar er was een hond teruggekomen, dat wist ik. Frank, eindverantwoordelijk voor de training, vond dat hij een geschikte hond zou kunnen zijn, maar wist ook hoe ik erover dacht, daarom het overleg. Susan begrijpt heel goed dat ik niet wil matchen. “Dat had ook nog helemaal niet moeten gebeuren”, zei ze “dus dat doen we ook niet. Maar we willen deze hond toch aan je voorstellen, deze mogelijkheid niet voorbij laten gaan zonder je te laten weten dat hij er is”.

“Goed”, zei ik, “dan moet ik maar een stukje met hem lopen. Toen Frank terug kwam van een dag afleveren zei ik dat tegen hem. “Wanneer”, vroeg ik. “Nu”, zei Frank. Ja dat dacht ik wel. Ze gaven me geen tijd om na te denken en dat was in dit geval heel verstandig. Ook als ik met hem zou gaan lopen, zou ik daar geen tijd voor hebben.
“En als je het wat vindt”, vervolgde Susan, “neem hem dan ook een avondje mee naar huis, dan halen we hem morgenochtend weer op”. Help! Ik moest wel even snel overleggen met Tom, anders zou hij niet weten wat hem overkwam als hij thuis kwam. Tom liet zich ook overvallen, het was goed.

We reden naar de stad en Frank haalde hem uit de auto. Hij kwam meteen naar me toe. Een grote blonde reu, groter en breder dan Mees. Ik liet Frank het tuig omdoen, net alsof ik er nog niks mee te maken wilde hebben. Frank zei: “Doe maar alsof je een hond voor Desudo moet testen”. Ik pakte de beugel vast en zei “vooraan”. En bij de eerste stappen, tegen wil en dank, voelde het toch goed. We liepen eigenlijk meteen met elkaar weg. Hij voelde stevig en werkte doortastend, daar houd ik van.
Ik merkte wel dat ik het niet kon opbrengen om zijn naam te zeggen. Gedeeltelijk omdat ik die echt lelijk vind, maar ook omdat ik het niet voor elkaar kreeg hem anders te noemen dan Mees.

Hij liet mooi werk zien. Hij is soms wat te enthousiast en trekt dan wat te hard. Ook wijst hij dingen aan waarom ik niet heb gevraagd. Dat laatste vind ik niet erg, maar aan het trekken moet worden gewerkt. Hij is stugger en koppiger dan Mees. Toen we omdraaiden omdat de route anders te lang werd bleef hij tot drie, vier keer toe staan en probeerde naar rechts te gaan, de richting waarin we verder zouden zijn gegaan. Maar hij is wel heel duidelijk en dit wijst ook op routevastheid, die ik nodig heb. Die koppigheid heeft nog meer voordelen, want als hij “nee” zegt omdat iets niet kan, zal hij niet gauw toegeven als ik hem niet goed begrijp en doordram. Maar ik heb wel tegen de trainers gezegd: “ga vooral rechts als hij naar links wil”.

Frank heeft me met hem naar huis gebracht en meegekeken terwijl hij de kamer verkende. De bak met speelgoed stond open en dat vond hij geweldig. Hij sleepte alles eruit en kwam me vanalles laten zien. Als allereerste pakte hij de giraffe, de favoriet van Mees. Toen ik een trekspelletje met hem probeerde merkte ik dat hij in zijn enthousiasme onvoorzichtig is met zijn bek, daar moet ook aan gewerkt worden. Toen ik op de grond ging zitten, overliep hij me bijna. Hij was kortom erg druk en opgewonden, maar dat heb ik even helemaal laten gaan. Later werd dat minder.

Zoals afgesproken liet Tom de telefoon een keer overgaan toen hij met Loes voor het hek stond. Ik liet hem naar buiten. Loes negeerde hem, was alleen onderweg om mij te begroeten. “oh daar heb je weer zo’n druktemaker”, moet ze gedacht hebben.
Maar hij kreeg haar toch vrij snel aan het spelen.

We hadden naast het hondenbed een mand neergezet, want we vonden het te veel voor Loes om nou meteen een vreemde vent bij haar in bed te stoppen. Ik stuurde hem op zijn plaats, want hij bleef maar doorgaan en ik wilde zien of hij tot rust kon komen. Hij ging er niet in, maar ervoor zitten. Toen hij daarmee geen aandacht kreeg, ging hij er toch maar in.

’s Nachts om twaalf uur stond hij onderaan de trap te piepen. Ik nam hem mee naar buiten, maar dat was het probleem niet, nee, Loes lag in zijn mand en hij ging niet in het bed liggen. Echt een meidenstreek; Alsof ze wilde zeggen: deze mand is ook van mij en wat een watje ben jij, dat je onderaan de trap om mamma gaat roepen. Laat eens zien dat je lef hebt en verover je mand terug”. Maar ik ben blij dat hij zo beleefd was dat niet te doen.
Hadden we ze allebei weer in eigen bed en mand, om vijf uur maakten ze ons wakker omdat ze aan het spelen waren.

Toen we Loes haar Carnibest ontbijt gaven, wist hij niet hoe hij het had met die heerlijke geuren. Tom dacht dat hij hem betrapte met zijn poten op het aanrecht, maar ik hoop dat dat niet waar is.
Duidelijk is wel dat er het nodige werk te doen is, maar toen collega Brenda hem kwam halen, vonden we het allebei toch jammer dat hij weer wegging. We hadden ze nog samen in de tuin willen laten. Na een weekend overleg hebben we besloten dat hij mag komen, maar eigenlijk wist ik het die avond al. Het is ook weer en mooi duo, ze lijken uiterlijk een beetje op elkaar, hebben dezelfde moeder, toch weer familie in huis dus.

We vonden het heel bijzonder om op deze manier kennis te mogen maken met een hond. Ik kreeg de tijd om te ontspannen en om erachter te komen of ik in staat was mijn hart weer open te stellen. Tot mijn eigen verbazing gebeurde dat inderdaad. Het is een ‘tweedehansje’, maar dat ben ik voor hem ook. Een hond die is teruggekomen, heeft het een en ander voor zijn kiezen gehad, maar dat geldt ook voor mij. We hebben allebei veerkracht. Hij heeft laten zien dat hij sterk en stabiel is en dat zal ik nodig hebben; Want er komt een moment dat we verdwalen en dat ik roep: dat zou me met Mees niet gebeurd zijn, ik ken mezelf. Mees staat op een huizenhoog heldenpodium en dat is moeilijk voor een opvolger. Maar deze hond is blij en het is duidelijk te merken dat hij het werk nog steeds graag doet en daar wordt ik ook blij van. Ik zal weer die band aangaan, daar heb ik vertrouwen in. Dat ik er hard voor zal moeten werken, zal me ook afleiden van de herinneringen aan Mees.

Hij komt 20 januari. In zijn paspoort staat Nixon, maar we noemen hem Nik. Nu nog een nieuwe naam voor het blog, iemand een goed idee?

donderdag 14 november 2013

En nu?

Als ik in boeken weleens leest dat iemand totaal verbijsterd en versuft is, weet ik nu beter hoe dat voelt. “Dit is niet waar, dit overkomt mij en mijn hond niet”.

Toen Mees zo ziek werd en we hem nog hadden tijdens dat laatste, bizarre weekend, heb ik gedaan wat nodig was, gesteund door Tom, Loes, dierenartsen en Desudo. Ik vond dat ik sterk moest zijn voor Mees, die natuurlijk heel goed wist dat er iets grondig mis was. Wij denken achteraf dat Loesje het al veel eerder geweten moet hebben dan wij, dieren voelen zulke dingen aan.
Toen ik, samen met de dierenarts, Mees had weggedragen, nam dat gevoel van verdwazing pas goed bezit van mij. Er zaten maar twee weken tussen de duidelijk waarneembare symptomen en zijn dood. We hebben zo weinig tijd gehad om aan het idee dat Mees er niet meer zou zijn te wennen.
Ben ik gewoonlijk op sommige terreinen al wat chaotisch, nu is het helemáál erg. De helft van wat Tom tegen me zegt hoor ik niet en ik vergeet wat ik aan het doen ben.
‘s morgens bij het wakker worden, vind ik de moeilijkste momenten. En dan zijn er alle ‘eerste keren’: de eerste keer naar de supermarkt met Loes in plaats van met Mees, de buschauffeur die vraagt waar mijn hond is, de mensen in winkels, in het bos. Een geleidehond komt overal, dus het valt meer op dat hij er niet meer is. Vandaag moest ik een gastles geven en kon Loesje niet meenemen. Dan kun je er niet omheen om het te zeggen, maar dat heb ik niet zelf gedaan, omdat ik niet voor de klas wilde huilen.
Dan moet je het aan iedereen vertellen. Veel mensen wisten niet eens dat Mees ziek was en waren zo geschokt dat wij sommigen van hen moesten troosten.

We zijn overstelpt met blijken van medeleven, zo hartverwarmend. Telefoontjes, mailtjes, kaartjes, mooie reacties op het blog. WE hebben ons erin gekoesterd. Van de mensen van Dogtravel kregen we een knuffel in de vorm van een pluchen vosje en een heuse brief in braille, die ze speciaal moeten hebben laten omzetten.

Er is maar eén moment geweest dat we dachten dat Loes hem aan het zoeken was. Ze rende naar de voordeur, terug naar de kamer en bleef een tijdje heel stil staan. Maar zeker weten doen we dat niet. Als ik eén ding hiervan geleerd heb is dat we zo weinig weten van wat er in die koppies omgaat. Je denkt je hond zo goed te kennen, je ziet signalen, maar je interpreteert ze verkeerd. Het zit bij een hond in de genen om zwakte niet te laten blijken en daarvan hebben we het bewijs gezien. Aan de andere kant is het ook maar goed dat we er niet aan dachten dat Mees zo ziek was, dat komt gewoon niet bij je op bij een hond van drie jaar.

Het gaat goed met Loes. Ze lijkt zich goed bewust van de dubbele taak die ze nu heeft. Als Tom en ik samen lopen, maak ik een riem vast aan de achterkant van zijn rugtas. Tom merkt dat Loes om zijn rechterbeen heen kijkt om te zien of ik ook mee kom, met name bij het ontwijken van obstakels. Toen we in het park waren en ik de riem los maakte omdat ik vond dat ik wel zelf verder kon lopen met de stok, stond ze meteen stil. Het is wel goed opletten, want Loe sis heel voorzichtig. Als er iets aankomt waarvan ze vindt dat we kalm aan moeten doen, vertraagt ze plotseling haar tempo. Als ik niet alert ben, bots ik iedere keer op tom's achterkant. Dan kan ze het tempo opeens weer versnellen en moet ik bijna rennen om ze bij te houden. Het moet een komisch gezicht zijn. Ook moet ik me iedere keer inhouden om me niet met hun werk te bemoeien, net als de irritante partner die naast je in de auto zit en het niet kan laten opmerkingen te maken over het rijden van de ander.

Loes wilde altijd achter Mees lopen, ze deed daar soms actief haar best voor. Afgelopen maandag liep ik met een paar andere geleidehondgebruikers van de bushalte naar Desudo. Ze hadden hun hond even uitgelaten aan de lijn en waren bezig die weer in tuig te doen. Ik stond achteraan, maar moest voorop om de weg te wijzen. Ik zei ‘vooraan’ tegen Loes en ze liep zonder meer langs de andere honden en pakte de kop, geweldige meid.

Maar ondanks dat merk ik dat ik het lopen met Loes tot een minimum moet beperken, alleen als het echt niet anders kan. Het is net alsof je in andermans auto rijdt: je weet hoe je moet gas geven, remmen en sturen, maar de reacties zijn net even anders dan je gewend bent. Ik hoor wel wat er verbaal tussen Loes en Tom gebeurt, maar ik weet niet welke lichaamstaal ze uitwisselen. Ik heb met Loes de misverstanden die iedereen heeft met een hond waarmee je gewoonlijk niet loopt. Ze kent de routes, daarom gaat het wel, maar ik merk dat het niet soepel gaat en dat ik haar niet vertrouw zoals ik Mees vertrouwde. Dat is niet goed voor Loes. Tom moet met haar door en dat moet goed blijven gaan.
Er is een oplossing in de maak, maar daarover in een volgend verhaal.

maandag 4 november 2013

Ameezing Mees

Ameezing Mees

Dit is het moeilijkste verhaal dat ik ooit heb moeten schrijven.
Maandag 28 oktober hebben wij Mees in moeten laten slapen. Hij is rustig gegaan, in zijn eigen bed, met ons en Loesje naast zich.

Vanaf eind september begon Mees te hoesten, we dachten: een kennelhoestje,  maar hoestdrank hielp niet. Als het een virus is, kan dat wel een paar weken duren, maar na vier weken was het nog niet over. De dierenarts zei echter dat zijn longen goed klonken, alleen zijn bovenste luchtwegen waren geïrriteerd.

Het weekend van 13 oktober gingen wij met Dogtravel wandelen in Diever. Tijdens dat weekend gaven we Loes en Mees brokken. Mees begon meer te drinken, maar ik dacht dat dat door de brokken kwam. Toen we thuiskwamen, bleef hij maar drinken, maar aan zijn urine waren geen afwijkingen zichtbaar. Wel hoestte hij nog steeds en hij kreeg een kuurtje Rimadyl.

De week erna wilde hij niet meer eten en gingen de alarmbellen nog harder rinkelen. In overleg met Desudo en onze eigen dierenarts zijn we naar dierenkliniek Emmeloord gegaan. Daar viel de dierenarts meteen op dat zijn ademhaling te snel ging en dat hij sloom was. Die snellere ademhaling was ons ook al opgevallen. We hoorden het een keer toen hij gewoon op zijn bed lag, maar ik dacht dat hij droomde.
Er is bloedonderzoek gedaan en daaruit bleek dat het calciumgehalte veel te hoog was en dat tastte zijn nieren aan, daarom waren ook zijn nierwaarden te hoog en dronk hij zoveel. De uitslagen van het bloedonderzoek alarmeerde de dierenartsen en er werd een echo van zijn buik en foto’s van zijn longen gemaakt. De foto's van zijn longen gaven de doorslag. Toen ze me binnenriepen om de uitslag te bespreken wist ik het al: het is mis. Zo duidelijk durfde de dierenarts die het vertelde nog niet te zijn: het was nog niet 100% zeker dat het kwaadaardig was, ze konden nog onderzoeken doen, maar later hoorde ik dat ze me gewoon de tijd wilden geven om aan het idee te wennen dat Mees niet meer beter zou worden. In die dagen leek het net alsof Mees zich overgaf, hij werd met het uur zieker. Ik ging naar huis met een hoge dosering Prednison. En dan te bedenken dat hij in Diever nog 20 kilometer heeft gelopen.

Emmeloord stuurde Mees zijnd ossier door naar een kliniek in Lemmer die weekenddienst had. José van Desudo heeft zaterdag die dierenarts gebeld en hij bevestigde dat de vooruitzichten slecht waren. Ze wisten niet waar de tumor zat, wat ze zagen waren uitzaaiingen. Mees zou dan in ieder geval aan de chemo moeten en dat was voor ons geen optie.
José en Susan van Desudo kwamen zaterdagmiddag naar ons toe om ons dat te vertellen. Dat gaf de doorslag om te doen wat we eigenlijk al wisten dat we moesten doen: Mees moest gaan, we moesten hem verder lijden besparen.

Het laatste weekend knapte hij door de prednison enorm op. Vrijdagavond ging hij weer met zij kong gooien. Hij begon weer te eten en hoe. We hebben de kong het hele weekend door volgestopt met hondenworst. Hij wilde zijn eigen voer niet meer, maar heeft wel vier honden worsten  plus bijna een hele leverworst opgegeten, plus alle lekkere hapjes die we hem toestopten. Loesje stond er kwijlend bij en kreeg ook af en toe wat. Ze hebben zelfs nog een beetje gespeeld, Mijn vriendin was er zaterdag en die heeft ons naar het bos gebracht met de auto. Mees heeft daar zo’n 20 minuutjes gelopen tot hij moe werd, maar met zijn staart in de lucht. Mooi wat zo'n medicijn dan nog voor je hond kan doen.

Zondag zijn een paar mensen afscheid komen nemen. We hebben nog een zoekspelletje gedaan en toen ik Mees naast riep, kwam hij prachtig met zijn kop tegen mijn been, zo mooi had hij het eigenlijk al een tijdje niet gedaan.

We hadden besloten niet meer terug te gaan naar Emmeloord, maar om onze eigen dierenarts te vragen Mees te laten inslapen. We hebben dat bij ons thuis gedaan.
Voor die tijd wilde Mees opeens weer naar het park vlakbij ons. We wisten dat hij wilde drinken. Hij dronk de laatste dagen alleen nog buitenwater, leidingwater wilde hij niet. WE hadden dus bakken buiten gezet om de regen op te vangen. In het park liep hij inderdaad het water in om te drinken. Hij heeft nog geplast en gepoept, alsof hij wist wat er ging gebeuren. Toen we terugkwamen zat hij te rillen en hebben we hem met een deken om op zijn bed gelegd. Hij leek het toen ook moeilijk te hebben met ademhalen en ik dacht: dierenarts, schiet nou maar op. Ze kwamen rond 11:00 uur. Na het eerste spuitje bleef Mees wat rondlopen, maar omdat ik niet wilde dat hij om zou vallen, hebben we hem op bed gelegd. Ik zat erbij, maar toen ik opzij moest zodat de dierenarts hem de tweede injectie kon geven, schoot Loesje erbij. Ze ging vlak naast hem liggen. Zo is Mees gegaan, rustig en snel. Na de tweede prik was hij binnen een minuut weg.

Ik kan niet verwoorden hoe moeilijk en verdrietig dit alles was en is. Hoe vruchteloos ook, je gaat je toch afvragen: had ik het kunnen weten? Had ik eerder in kunnen grijpen? Het viel me bijvoorbeeld van de zomer al op dat Mees wel snel ging liggen als ik maar even stilstond. Als we bij de bushalte wachtten en de bus stond stil met de deur open, stond hij nog niet op. Ook vraag je je af hoe het kan dat zijn longen zo kort voor die tijd nog goed klonken. Maar het heeft geen zin, we krijgen er Mees niet mee terug.
Hij is op dezelfde dag gegaan als Bonfire, het paard dat Anky van Grunsven aan de top heeft gebracht. Twee helden op een dag naar het grote dierenbos.

Ik hoef even geen andere hond. Het zou niet eerlijk zijn, hij zou geen goed kunnen doen. Desudo heeft die ook niet op de plank liggen, dit zat niet in de planning. Ik mag Loesje lenen als het moet. We kennen elkaar en ze werkt ook wel voor mij. Desudo vindt het niet ideaal, maar ze snappen ook dat er een mobiliteitsprobleem moet worden opgelost. Als Tom en ik samen weg moeten, klik ik mijn riem aan zijn rugtas. Loesje kijkt steeds om of het wel goed gaat. Ze wilde altijd achter Mees lopen, maar nu moet zij echt de leiding nemen. Ach die Loes, ook haar maatje kwijt. Ze wordt door ons doodgeknuffeld, een heerlijke troosthond.

We zijn er allemaal kapot van, ook de collega's bij Desudo natuurlijk. zo jong en zo onverwacht. Mees was niet een hond met een gouden randje, het was een gouden hond, mijn ameezing Mees. Op 27 februari 2012 kwam hij binnen stormen. OP 28 oktober 2013 ging hij met een vliegende storm. Het past bij hem. Hij heeft nu nergens meer last van, daar houden we ons aan vast. 

Er zullen wel weer verhalen komen, want er zijn altijd verhalen te vertellen, maar we hebben even tijd nodig.